Al lang voor de komst van Columbus
maakten de Indianen een felrode kleurstof uit de
vlezige zaadrok van de Bixa vrucht. De rode pasta
werd gemengd met Protium-hars, limoensap,
krapa-olie (van Carapa spp.), castorolie (Ricinus
communis) of gesmolten apenvet tot een soort zalf,
waarmee ze hun gehele lichaam insmeerden, in-
clusief hun haar. Soms mengden ze de pasta ook
met magische plantaardige bekoringsmiddelen
(hemït, Way), waarna ze hun vijanden tegemoet
traden als ze vrede wilden sluiten (Boven, 2006).
Jachthonden wreven ze in met de rode verf tegen
parasieten in hun vacht. De kleurstof, ook wel
anatto of Orleaanskleurstof genoemd, was een van
de eerste ruilproducten tussen de Europeanen en
de Indianen in de Guiana’s.
Volgens Stedman (1790) zagen de roodgeverfde
Indianen eruit als gekookte kreeften. Toen een
jongeman uit Cayenne hem uitlegde dat deze be-
schildering zijn huid zacht hield, het zweten tegen
ging en hem beschermde tegen insecten, en ver-
volgens vroeg waarom hij zijn eigen haar wit be-
poederde, had Stedman hierop geen weerwoord.
Vandaag de dag wrijven sommige Indianen en
Marrons hun hond nog steeds in met kusuwé tegen
(zand-) vlooien. Ook zijn neus wordt ermee in-
gesmeerd, om hem beter te laten jagen. Als je je
hond niet helemaal oranje wil verven, kun je hem
ook wassen met water waarin iets van de rode
pulp is opgelost. Hindostanen wrijven de oranje
pulp soms op eczeem (Raghoenandan, 1994).
Hoewel de rode zaadjes gebruikt worden om rijst-
gerechten geel te kleuren, worden verse kusuwé-
vruchten in Paramaribo en Nederland voorname-
lijk verkocht voor rituele doeleinden. De historisch
belangrijke rol van Bixa orellana in de Indiaanse
cultuur in Suriname wordt weerspiegeld in het
gebruik van de vrucht in rituelen voor Indianen-
geesten, populair onder Creolen in het kustgebied.
Bixa orellana: bloemen (b), geopende vrucht met
zaad (o). Foto’s: T. van Andel (b), P. & S. Teunissen (o).
In een ingi swit’watra, een kruidenbad om de In-
dianengeest te verwennen, gaan behalve het blad
en de vrucht van kusuwé ook andere ‘rode’ plan-
ten als gronposren (Portulaca oleracea), maka-
maka (Lantana camara), merkiwiri (Euphorbia
thymifolia), fayalobi bloemen (Ixora coccinea),
popokaitongo (Heliconia bloemen), ingiwiri
(Nepsera aquatica), sap van een rode suikerriet-
cultivar (Saccharum officinarum), rode amandel-
siroop (‘redi swit’sopi’), smeriwiri (Ocimum
campechianum), kowru-ati (Begonia glabra),
piëpië páu (Lippia alba) en pemba. Met een rode
zakdoek op het hoofd, een sigaar erbij en een glas
cognac in de hand wordt de Indiaanse geest op zijn
wenken bediend. Voor andere ingiwatra recepten
met kusuwé, zie Stephen (1979: 78) en Sedoc
(1992: 178).
Dat ook de Marrons hun lichaam insmeerden met
kusuwé weten we uit een verslag van een missio-
naris die in 1788 roodgeverfde Saramaccaners
de toegang tot de kerk weigerde totdat ze zich
gewassen hadden (Price, 1990). Wintipriesters
gebruiken nog steeds kusuwé om zichzelf of
magische objecten (‘obia’s’) rood te kleuren als zwarte verf nemen ze roet of luisawiri sap (Eclipta
prostrata), voor blauw Reckitt blue en voor wit
pemba. Een magisch strijdobject (‘kromanti-obia’)
dat nog nooit voor oorlogsdoeleinden is gebruikt,
wordt niet overgoten met bloed van een offerdier
maar met kusuwé. Iemand die bezeten is door een
wraakgeest (‘kunu’) moet echter nooit in aanra-
king komen met deze kleurstof, want dit zou als
gevolg hebben dat er bloed gaat vloeien.
In plaats van kusuwé wordt het rode sap van swawiri
(Aciotis purpurascens) gebruikt (Price, 2008).
Een thee van de bladeren van B. orellana wordt
gedronken bij hevige misselijkheid, om te stoppen
met overgeven. De dosis is drie verse bladeren op
een liter water, gekookt met wat wandublad (Ca-
janus cajan) en het sap van vier gestampte blade-
ren van kromantikankan (Heliotropium indicum).
Elk uur dient de patiënt een slok van de afgekoelde
thee in te nemen (Heyde, 1987). Vreemd genoeg
noemt May (1982) het sap van Bixa bladeren juist
als emeticum om het braken op te wekken.
De Wayana gebruiken dit braakmiddel bij vergiftiging
met bittere cassave. De thee van de jonge, nog
rode Bixa bladeren en soms de jonge vrucht wordt
aangeraden bij pijnlijke menstruatie, na de beval-
ling en bij ‘baarmoederstoornissen’. Ook wordt
dit afkooksel gedronken bij infecties, dysenterie
en als ‘apfrodisiacum voor vrouwen’. De thee
van vijf gram bast op een halve liter water drinkt
men bij verkoudheid met koorts. Sap uit een vers
afgeplukte bladsteel wordt in het oog gedruppeld
bij oogontsteking. De Wayana nemen een krui-
denbad van de bla deren tegen spierpijn en koorts
(Stephen, 1979; Heyde, 1987, DeFilipps et al.,
2004).
Surinaamse Indianen beschilderen hun aardewerk
met kusuwé; de kleur wordt met lokushars (van
Hymenaea courbaril) gefixeerd (Ostendorf, 1962).
De rode zaadjes worden in olie gebakken en ver-
volgens met rijst gekookt. Ook wordt het zaad-
pulp nog wel eens op de lippen gesmeerd als
lippenstift.
Bron: Medicinale en Rituele planten van Suriname