Sangrafu (dagvers)

Sangrafu (dagvers)

Normale prijs
€8,50
Aanbiedingsprijs
€8,50
Normale prijs
Uitverkocht
Eenheidsprijs
per 
Inclusief belasting Verzendkosten worden berekend bij het afrekenen.

Dagvers indien voorradig. Vriezer

Gebruik: Rolander (2008) beschreef als een van
de eersten hoe Indianen en slaven op de dikke
Costus-stengels kauwden als ze door het bos lie-
pen en dorst hadden. Het sap uit de stengels heeft
een verfrissende gembersmaak. Ook nu nog kau-
wen mensen in het binnenland op de stengels als
ze dorst of keelpijn hebben, of ze drinken het sap
van een paar gestampte bladeren. Drie tot zeven
witte sangrafubloemen en drie jonge bladeren
worden fijngemaakt in een kalebas en met aroma-
tische oliën vermengd op de borst gewreven bij
pijn op de borst (Sedoc, 1992).

De thee van de zwak naar gember geurende bladeren of een stuk
stengel van ca. 40 cm lang drinkt men met wat
suiker bij bronchitis, hoest, keelpijn en maag- of
darmstoornissen. Bij oogontsteking druppelt men
het sap uit de stengel of het regenwater dat zich
in de bloeiwijze heeft verzameld in het oog. In
een recept van Sedoc (1992) om naweeën te ver-
zachten drinkt de kraamvrouw een glaasje zoete
rode wijn, waarin tien droge sangrafu bladeren en
tien plantjes bakruwiri (Petiveria alliacea?) zijn
getrokken. Dezelfde medicijnen kunnen van de
rode sangrafu (C. scaber) gemaakt worden.

Waarschijnlijk hebben Costus planten een essen-
tiële rol gespeeld als drinkwaterbron tijdens de
vlucht van de Marrons door de brakwatermoeras-
sen en de hete , op weg naar het bin-
nenland. Het sap uit deze stengels en uit andere
vlezige bladeren (zie Begonia glabra en Aciotis
purpurascens) stelde hen in staat om in de droge
tijd lange afstanden te overbruggen, terwijl hun
achtervolgers het aflegden vanwege de dorst. De
Saramaccaanse wintipriester Tooy vertelde dat
toen de ontsnapte slaven het bos in vluchtten, ze
plengoffers brachten aan hun goden om hen bij te
staan tijdens hun barre tocht. ‘De eerste vloeistof
die ze gebruikten was water uit de paluluschut-
bladen (Heliconia spp.), dat was de ‘rum’ van die
mensen, daarna gebruikten ze water uit de (blad-
stelen) van malëmbë́lëmbë plant (Piper margina-
tum), gevolgd door sangrafu, suikerrietsap, rum
en bier’ (Price, 2008: 426).

Hoewel volgens Tooy alleen de laatste drie dranken behouden zijn gebleven als plengoffers, behoren de genoemde planten nog steeds tot de belangrijkste wintikruiden. Sangrafusap staat symbool voor water, en dus voor spirituele reiniging en kalmering. Het is
volgens Stephen (1986) en Wooding (1972) een
plant met bijzondere magische krachten die alle
winti’s kan temmen. Oftewel ‘sangrafu na m’e
was ala man’ (met sangrafu kan iedereen gebaad
worden).

Als een menstruerende vrouw een san-
grafu plant aanraakt, of nog erger, erover heen
plast, verliest de plant al zijn kracht. De naam
‘canne Congo’ (Frans Guiana) en ‘Congo cane’
(Guyana) voor Costus wijst erop dat de slaven de
plant bij aankomst in de Nieuwe Wereld herken-
den uit hun moederland. Afrikaanse Costus-soor-
ten worden in Ivoorkust, Ghana, Nigeria en Gabon
voor tal van rituelen gebruikt (Burkill, 1985).


Naast de offerplaats van het wegloperskamp van
Broos en Kaliko bij de Surnaukreek werd in de
vroege 19e eeuw al sangrafu geplant. Volgens na-
zaat Edwin Landveld, in 1981 geïnterviewd door
Hoogbergen (1996), is sangrafu de basis voor alle
obia’s. ‘Het is een van de geweldigste kruiden. Het
geneest je sneller dan alle andere kruiden.’ Ook
Sedoc (1992) en Wooding (1972) noemen san-
grafu ‘de baas van alle kruiden’. De plant wordt
naast wintitempels en voorouderaltaars geplant,
terwijl men de stengels gebruikt voor het versieren
van de ruimte waar een wintipré wordt gehouden.
Een offer maakt men door drie sangrafu stengels
in een driehoek op de vloer te leggen, een aantal
drankflessen in het midden te plaatsen en het ge-
heel met pemba te bestrooien.


De stengels en bladeren van Costus (zowel C. ara-
bicus, C. scaber en C. spiralis) zijn basisingre-
diënten van talloze kruidenbaden, zoals alakondre
(zie Maximiliana maripa), papawinti (zie Ipomoea
batatas en Tripogandra serrulata), slangengees-
ten, het versterken van het zelfvertrouwen (Ste-
phen, 1979: 71, 91), en het verjagen van kwaad -
aardige bosgeesten (Sedoc, 1992: 154, 177).
Herskovits & Herskovits (1934) beschrijven hoe
een Saramaccaner een termietennest vernielde
waarin een akantasi-geest huisde. Zijn moeder
werd ziek door de wraak van deze winti, maar on-
danks herhaaldelijke kruidenbaden met sangrafu,
serabaki (soort onbekend), ‘chembe’ (Euphorbia
thymifolia) en gierenveren, stierf de vrouw alsnog.
Tijdens begrafenisrituelen van de Marrons worden
Costus stengels voor de helft wit geverfd met
pemba en voor de helft groen gelaten of zwart
gemaakt met roet. Nabestaanden die zich willen
scheiden van de geest van de overledene houden de witte kant (het goede uiteinde) in hun hand,
terwijl de zwarte kant (het slechte uiteinde) er met
een kapmes wordt afgehakt en achterblijft boven
de doodskist of ergens in het bos wordt gegooid.
(Price, 1990).

Ook tijdens een Creoolse wintipré
dansen de door geesten bezeten bezoekers soms
met een sangrafustengel, een gebruik dat al door
Benoit (1839) werd beschreven. Stephen (1986)
vermeldt ook dat Marrons hun overledenen een
Costus-bloem in de hand klemmen alvorens de
kist dicht te timmeren.


De uit Zuidoost Azië afkomstige Costus speciosus
heeft ook witte bloemen en wordt in Paramaribo
als sierplant gekweekt. Deze soort heeft echter
felrode schutbladeren (in plaats van groene zoals
C. arabicus), maar wordt soms toch ‘witte san-
grafu’ genoemd en voor rituele doeleinden ge-
bruikt. De rode sangrafu (C. scaber) heeft behalve
oranjerode schutbladen ook oranjegele bloemen
en geen hartvormige, maar een spitse bladvoet.

bron: medicinale en spirituele planten van Suriname